Deze tekst beschrijft de mate van geurhinder van (hout)stook onder inwoners van Westland. De informatie is gebaseerd op de Gezondheidsenquête 2016 (19 jaar en ouder). In deze enquête is naar twee bronnen van geurhinder gevraagd: open haard, allesbrander of andere houtkachel en vuurkorf, barbecue of terrashaard.
Een op de vijf (19%) inwoners van Westland (19 jaar en ouder) heeft in het afgelopen jaar matige geurhinder ervaren; 4% gaf aan ernstige geurhinder te hebben ervaren. Een meerderheid (60%) van de inwoners heeft wel geur waargenomen, maar had geen last van de geur. Bij 17% van de inwoners was geen van de nagevraagde geurbronnen thuis ruikbaar.5
Figuur 1 laat zien dat in het afgelopen jaar een op de vijf (20%) inwoners matig tot ernstige hinder van de geur van een vuurkorf, barbecue of terrashaard heeft ervaren; 17% van een haard, allesbrander of houtkachel.
Het percentage inwoners dat (matige tot ernstige) geurhinder heeft ervaren in Westland (23%) verschilt niet van dat in Zuid-Holland West (24%).
Het percentage inwoners van Haaglanden dat in het afgelopen jaar geurhinder heeft ervaren neemt af met de leeftijd: 22% van de 19- t/m 34-jarige inwoners ondervond het afgelopen jaar (matige tot ernstige) geurhinder tegenover 11% van de inwoners van 85 jaar en ouder (tabel 1).
Vooral inwoners van niet-Westerse afkomst (29%) hebben in het afgelopen jaar (matige tot ernstige) geurhinder in vergelijking met autochtone inwoners (23%).5
Geurhinder hangt ook samen met de sociaaleconomische status; bij inwoners van Haaglanden met een hogere sociaaleconomische status (hoger opleidingsniveau) is een lager percentage (matig tot ernstig) gehinderd door geur van (hout)stook dan bij inwoners met een lagere sociaaleconomische status (lager en gemiddeld opleidingsniveau) (tabel 1). Daarnaast heeft een derde (33%) van de inwoners die grote moeite hebben met rondkomen het afgelopen jaar last gehad van geurhinder tegenover 21% van de inwoners die geen moeite hebben met rondkomen.5