Deze tekst beschrijft het contact met zorgverleners. Het betreft hier onder andere het contact met de huisarts. De huisarts is vaak een eerste aanspreekpunt voor vragen over gezondheid en ziekten en een belangrijke toegang voor ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Jeugdhulp en de meer specialistische zorg. Daarnaast beschrijft deze tekst contact met de praktijkondersteuner van de huisarts, medisch specialist, thuiszorg, psychische hulpverlening, algemeen maatschappelijk werk en het sociaal wijkteam. De informatie is gebaseerd op de Gezondheidsenquête 2016 (19 jaar en ouder).
Volgens de Gezondheidsenquête 2016 had 77% van de inwoners van Rijswijk (19 jaar en ouder) in de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren contact met een huisarts (figuur 1).3 Voor 22% was het contact langer dan 12 maanden geleden en 1% heeft nog nooit contact met de huisarts gehad. Het percentage inwoners van Rijswijk dat in het afgelopen jaar contact heeft gehad met de huisarts is vergelijkbaar met Haaglanden (75%).
Bij inwoners met een hoog opleidingsniveau en een hoog inkomen is het percentage dat het afgelopen jaar contact had met een huisarts lager dan bij inwoners met een laag of gemiddeld opleidingsniveau of inwoners met een lager inkomen (tabel 1).3 Hetzelfde geldt voor inwoners die geen moeite hebben met rondkomen in vergelijking met inwoners die dat wel hebben.
Bij vrouwen is het percentage dat het afgelopen jaar contact heeft gehad met de huisarts hoger dan bij mannen. Ook leeftijd hangt samen met het contact met de huisarts: bij 19- tot en met 34-jarigen is dit percentage het laagst (70%), bij 85-plussers het hoogst (89%).
Bij inwoners van autochtone afkomst is het percentage dat in het afgelopen jaar contact had met een huisarts lager dan bij inwoners van niet-westerse afkomst.
Naast het contact met de huisarts, hadden inwoners van Rijswijk in het afgelopen jaar vooral contact met de medisch specialisten (40%) en de praktijkondersteuner van de huisarts (38%).3 Elf procent had contact met de psychische hulpverlening en een kleiner deel met de thuiszorg (4%), een sociaal wijkteam (4%) en het algemeen maatschappelijk werk (3%). Het percentage inwoners van Rijswijk dat in het afgelopen jaar contact had met de medisch specialist, praktijkondersteuner van de huisarts, psychische hulpverlening, thuiszorg, het sociaal wijkteam en algemeen maatschappelijk werk is vergelijkbaar met Haaglanden (tabel 2).
Net als bij huisartsen, neemt ook het percentage inwoners dat contact opneemt met de praktijkondersteuner van de huisarts, medisch specialisten en de thuiszorg toe met de leeftijd.3 Het contact met het sociaal wijkteam neemt toe vanaf 75 jaar. Bij psychische hulpverlening neemt het percentage dat contact heeft met de zorgverlener juist af met de leeftijd. Zo hadden meer inwoners tot en met 64 jaar in het afgelopen jaar contact met psychische hulpverlening (10%) dan inwoners van 65 jaar en ouder (4%). Met het algemeen maatschappelijk werk hebben inwoners van 65 tot en met 74 jaar het minst contact (2%), terwijl inwoners vanaf 85 jaar het meest contact hebben (6%).
In het afgelopen jaar hadden meer vrouwen dan mannen contact met zorgverleners. Dit geldt (naast de huisarts) voor de praktijkondersteuner van de huisarts, medisch specialisten, thuiszorg en psychische hulpverlening. Daarnaast hadden met name inwoners van niet-westerse afkomst contact met zorgverleners. Met de praktijkondersteuner, thuiszorg, psychische hulpverlening, algemeen maatschappelijk werk en een sociaal wijkteam hadden meer inwoners van niet-westerse afkomst contact dan inwoners van autochtone afkomst. Bij inwoners die ongehuwd, gescheiden of weduwe/weduwnaar zijn had een hoger percentage contact met de praktijkondersteuner van de huisarts, de thuiszorg, psychische hulpverlening, het algemeen maatschappelijk werk en het sociaal wijkteam.
Over het algemeen hadden relatief meer inwoners met een lagere sociaaleconomische status (lager opleidingsniveau, lager inkomen) en inwoners die moeite hebben met rondkomen contact met zorgverleners dan inwoners met een hogere sociaaleconomische status en/of geen moeite met rondkomen. Hierbij valt op dat bij de medisch specialist geen verschil is tussen inwoners met een laag of hoog inkomen. Verder hadden inwoners met een gemiddeld opleidingsniveau (13%) meer contact met psychische hulpverlening dan inwoners met een laag (11%) of een hoog opleidingsniveau (9%).