Deze tekst beschrijft op basis van de Jongerenpeiling 2019 de ervaringen van jongeren in Midden-Delfland met seksualiteit, condoomgebruik en anticonceptie.
Van de Midden-Delflandse jongeren (4 havo/vwo) heeft 9% ooit geslachtsgemeenschap gehad, in regio Zuid-Holland West is dit percentage 11% (Tabel 1).2 Vanwege privacy (te kleine aantallen) is het niet mogelijk om uitsplitsingen te maken naar achtergrondkenmerken. Daarom worden hier de gegevens gepresenteerd van alle 4 havo/vwo-leerlingen uit Zuid-Holland West. Van de jongens heeft 10% geslachtsgemeenschap gehad, bij meisjes is dit 11%. Van de havo-leerlingen heeft 16% geslachtsgemeenschap gehad. Onder vwo-leerlingen ligt dit percentage op 5%. Het percentage dat geslachtsgemeenschap heeft gehad is nagenoeg gelijk onder jongeren van Nederlandse en niet-Nederlandse herkomst (resp. 11% en 10%) (Figuur 1).
Vanwege privacy (te kleine aantallen) is het niet mogelijk om weer te geven of jongeren in Midden-Delfland altijd een condoom gebruiken. In regio Zuid-Holland West gebruikte 62% van de jongeren die ooit geslachtsgemeenschap gehad hebben niet altijd een condoom (Tabel 1). Ook hier is voor de uitsplitsingen naar achtergrondkenmerken gebruik gemaakt van de 4 havo/vwo-leerlingen van alle regiogemeenten samen (Zuid-Holland West). Vijfenvijftig procent van de jongens heeft niet altijd een condoom gebruikt. Bij de meisjes is dit 67%. Van de havo-leerlingen heeft 63% niet altijd een condoom gebruikt. Onder vwo-leerlingen ligt dit percentage op 58%. Van de jongeren van Nederlandse herkomst heeft 64% niet altijd een condoom gebruikt; bij jongeren van niet-Nederlandse herkomst 56% (Figuur 1).
Dat jongeren niet altijd een condoom gebruiken, kan diverse redenen hebben (Tabel 2). Vanwege privacy (te kleine aantallen) is de uitsplitsing naar specifieke redenen waarom jongeren (4 havo/vwo) niet altijd een condoom gebruiken hier weergegeven voor alle regiogemeenten samen (Zuid-Holland West). De drie meest genoemde redenen in Zuid-Holland West zijn het gebruik van de pil of een ander voorbehoedsmiddel (68%), het vertrouwen in elkaar (29%) en het hebben van vaste verkering (23%).