Deze tekst beschrijft het aantal en de kenmerken van minimahuishoudens in Den Haag en de regelingen die voor deze huishoudens beschikbaar zijn. Ook wordt een overzicht gegeven van het percentage kinderen en jongeren (0 tot en met 17 jaar) dat opgroeit in een minimahuishouden of in een bijstandsgezin. De resultaten over (opgroeien in een) minimahuishouden komen uit de Armoedemonitor Den Haag 2018. De gegevens over bijstandsgezinnen zijn gebaseerd op gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
In Den Haag spreekt men van een minimahuishouden wanneer het inkomen maximaal 110 procent van het wettelijk sociaal minimum bedraagt.5 Bij gezinnen die rondkomen van een bijstandsuitkering, zit het inkomen op 100 procent van het wettelijk sociaal minimumloon.a,6
a Deze norm is voor gehuwden en samenwonenden. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders ligt deze norm op 70 procent van het wettelijk sociaal minimum. De uitkering voor jongeren van 18 tot 21 jaar wordt afgeleid van de kinderbijslag.
In Den Haag richt het minimabeleid zich op huishoudens met een inkomen tot 110% van het wettelijk sociaal minimum. Uit de Armoedemonitor 2018 van de gemeente Den Haag blijkt dat in 2017 een op de vijf huishoudens in Den Haag (21%) een inkomen tot 110% van het sociaal minimum heeft (figuur 1). Het gaat om 55.898 huishoudens van de 269.060 huishoudens in totaal. Het percentage huishoudens met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum is vergelijkbaar met 2015.5
Vier op de tien minimahuishoudens (41%) heeft inkomen vanuit de Participatiewet (bijstandsuitkering), twee op de tien (22%) ontvangt AOW en bijna vier op de tien (37%) heeft een andere bron van inkomen, zoals werk of een WW-uitkering. Ruim de helft van de minimahuishoudens (55%) is alleenstaand, 19% bestaat uit meerpersoonshuishoudens zonder kinderen, 14% uit meerpersoonshuishoudens met kinderen en 12% uit eenoudergezinnen. Wat betreft leeftijd vormen minimahuishoudens waarvan de oudste persoon in het huishouden tussen de 40 en 65 jaar is de grootste groep (48%). Als gekeken wordt naar de verschillende stadsdelen in Den Haag bevinden de meeste minimahuishoudens zich in Centrum en Escamp (beiden 30% van de minimahuishoudens). Bijna drie kwart van alle minimahuishoudens (73%) moet in 2017 al drie jaar of langer rondkomen van een inkomen tot 110% van het wettelijk sociaal minimum.5
Het minimabeleid in de gemeente Den Haag kent verschillende soorten regelingen. De uitvoering is meestal lokaal, maar enkele regelingen worden landelijk uitgevoerd. De verschillende regelingen hebben inkomensgrenzen die zijn afgeleid van normen uit de Participatiewet. Tabel 1 geeft deze grenzen in procenten van het wettelijk sociaal minimum (wsm) weer, met erachter hoeveel huishoudens in de gemeente Den Haag in deze doelgroep vallen en hoeveel huishoudens gebruik maken van deze regelingen. Ook wordt het bereik van de regelingen weergegeven. Stichting Leergeld en de Ooievaarspas hebben het hoogste bereik: respectievelijk 94 en 86 procent van de doelgroep gebruikt deze. Het bereik van de individuele bijzondere bijstand is het laagst (16%).a,5
a Er kan alleen bijzondere bijstand worden aangevraagd voor kosten die niet op een andere manier vergoed kunnen worden. Een hoog bereik van de bijzondere bijstand is dan ook geen doel van de regeling.
De helft van de minimahuishoudens in Den Haag maakt gebruik van drie of meer regelingen
Tabel 2 geeft weer van hoeveel regelingen minimahuishoudens in Den Haag gebruik maakten in 2017 (cumulatief gebruik). Het betreft hier huishoudens met een inkomen tot 110% van het wettelijk sociaal minimum. Hierbij is gekeken naar het gebruik van de acht regelingen die de gemeente in 2017 had. Omdat het recht op een regeling per huishouden verschilt, kan niet ieder huishouden van alle acht regelingen gebruikmaken.a Gemiddeld hebben de minimahuishoudens in Den Haag in 2017 van 2,7 regelingen gebruik gemaakt. Drie procent van de minimahuishoudens maakt van geen van deze regelingen gebruik. Een kwart heeft één regeling, 21% twee regelingen en de helft drie of meer.5
a Kwijtschelding, bijzondere bijstand, Ooievaarspas, schoolspullenpas, individuele inkomenstoeslag, Stichting Leergeld, tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, collectieve zorgverzekering. De tegemoetkoming ouderbijdrage is hier niet los opgenomen omdat deze onder de Ooievaarspas valt.
In totaal groeit 24% van de kinderen en jongeren (0 tot en met 17 jaar) in Den Haag in 2017 op in een huishouden met een inkomen tot 110% van het wettelijk sociaal minimum (tabel 3). Het gaat in totaal om 26.934 kinderen. Van de kinderen in eenoudergezinnen groeit bijna de helft op in een minimahuishouden. Bij kinderen in meerpersoonshuishoudens ligt dit percentage op 17%. Er is een lichte stijging zichtbaar ten opzichte van eerdere jaren. Een vergelijkbaar beeld is ook in eerdere jaren zichtbaar.5
In 2017 is het aantal minderjarige kinderen in bijstandsgezinnen in Nederland weer licht gedaald. In 2017 woonden ruim 227.790 kinderen en jongeren (0 tot en met 17 jaar) in Nederland in een bijstandsgezin (7%). In 2016 waren dit er 230.470 (7%). In Den Haag groeit 11,9% van de kinderen op in een bijstandsgezin (figuur 2).6 In 2012 was dit 11%.7