Deze tekst beschrijft het percentage jongeren in Delft dat een verhoogd risico heeft op psychosociale problematiek en het percentage waar vrijwel zeker sprake is van psychosociale problematiek. Deze informatie is gebaseerd op de Jongerenpeiling 2019.
De gegevens zijn afkomstig uit de Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ) – een signaleringsinstrument voor de opsporing van psychosociale problemen bij kinderen, die gebruikt wordt door JGZ. Uit de vragenlijst komt een totaalscore voor psychosociale problematiek en scores op de vijf subschalen: emotionele problemen, gedragsproblemen, hyperactiviteit, problemen met leeftijdsgenoten en pro-sociaal gedrag. De scores worden uitgedrukt in drie uitkomstmaten: normale score, matig verhoogde score (er is sprake van een verhoogd risico op psychosociale problematiek) of een verhoogde score (er is vrijwel zeker sprake van psychosociale problematiek).
Van de jongeren (3-vmbo) in Delft heeft 9% een verhoogd risico op psychosociale problematiek2. In de regio Zuid-Holland West (ZHW) is dit 10%. Vanwege het te kleine aantal (privacy) is het niet te zeggen bij hoeveel procent van de jongeren er vrijwel zeker sprake is van psychosociale problematiek (Tabel 1).
Van de jongens in de regio ZHW heeft 8% een verhoogd risico op psychosociale problematiek en bij 3% is er vrijwel zeker sprake van psychosociale problematiek; bij meisjes zijn deze percentages respectievelijk 12% en 6%. Zowel op het vmbo-tl als op het vmbo-overig heeft (ongeveer) één op de tien jongeren een verhoogd risico op psychosociale problematiek; bij respectievelijk 4% en 5% is er vrijwel zeker sprake van psychosociale problematiek. In de regio ZHW heeft één tiende van de jongeren van Nederlandse afkomst een verhoogd risico en bij 4% is vrijwel zeker sprake van psychosociale problematiek; voor jongeren van niet-Nederlandse afkomst zijn deze percentages respectievelijk 8% en 5% (Figuur 1).
Bij bijna één op de tien (9%) meisjes in de regio ZHW is er vrijwel zeker sprake van emotionele problemen en bij één op de honderd (1%) jongens. Van de jongens heeft 16% een verhoogd risico op gedragsproblemen of er is zeker sprake van gedragsproblemen; bij meisjes is dit 8%. Bij zowel jongens als meisjes heeft ruim één op de vijf een verhoogd risico op hyperactiviteit. Eén op de tien (10%) jongens heeft een verhoogd risico op problemen met leeftijdsgenoten en 13% van de meisjes. Eveneens heeft één op de tien jongens een verhoogd risico op pro-sociaal gedrag*, bij meisjes is dit één op de twintig (Figuur 2).
* pro-sociaal gedrag= pro-actief vriendelijk gedrag als indicatie van sociale aanpassing
Bijna één op de tien jongeren (9%) in de regio ZHW op zowel het vmbo-tl als het vmbo-overig heeft een verhoogd risico op emotionele problemen of er is bij hen vrijwel zeker sprake van emotionele problemen. Bij 7% van de jongeren op het vmbo-overig is er zeker sprake van gedragsproblemen, bij jongeren op het vmbo-tl is dit 4%. Ongeveer een derde van de jongeren op het vmbo-tl (34%) als op het vmbo-overig (35%) heeft een verhoogd risico op hyperactiviteit of is vrijwel zeker hyperactief. Problematiek ten aanzien van het omgaan met leeftijdsgenoten komt voor bij 14% van de jongeren op het vmbo-overig en bij 12% van de jongeren op het vmbo-tl. Onder zowel jongeren op het vmbo-tl als op het vmbo-overig heeft 13% een verhoogd risico op pro-sociaal gedrag* of er is vrijwel zeker sprake van pro-sociaal gedrag (Figuur 3).
* pro-sociaal gedrag= pro-actief vriendelijk gedrag als indicatie van sociale aanpassing
In de regio Zuid-Holland West is er onder jongeren van Nederlandse afkomst bij 8% sprake van een verhoogd risico op emotionele problemen of vrijwel zeker sprake van emotionele problemen, bij 11% ten aanzien van gedragsproblemen, bij 38% ten aanzien van hyperactiviteit, bij 12% ten aanzien van problemen met leeftijdsgenoten en 14% heeft een verhoogd risico op pro-sociaal gedrag* of er is vrijwel zeker sprake van pro-sociaal gedrag*. Deze percentages voor jongeren met een niet-Nederlandse achtergrond zijn respectievelijk 11%, 15%, 24%, 16% en 10% (Figuur 4).
* pro-sociaal gedrag= pro-actief vriendelijk gedrag als indicatie van sociale aanpassing
Van de jongeren (4 havo/vwo) in Delft heeft 5% een verhoogd risico op psychosociale problematiek en is er bij 4% vrijwel zeker sprake van psychosociale problematiek.2 In de regio Zuid-Holland West (ZHW) zijn deze percentages respectievelijk 6% en 3% (Tabel 2).
Van de jongens in de regio ZHW heeft 5% een verhoogd risico op psychosociale problematiek en bij 2% is er vrijwel zeker sprake van psychosociale problematiek; bij meisjes zijn deze percentages respectievelijk 6% en 3%. Op de havo heeft 6% van de jongeren een verhoogd risico op psychosociale problematiek en is er bij 3% vrijwel zeker sprake van psychosociale problematiek; bij jongeren op het vwo zijn deze percentages respectievelijk 5% en 2%. In de regio ZHW heeft bijna één op de tien (9%) jongeren van Nederlandse afkomst een verhoogd risico op psychosociale problematiek of is er sprake van psychosociale problematiek; voor jongeren van niet-Nederlandse afkomst is dit 6% (Figuur 5).
Bij bijna één op de tien (8%) meisjes in de regio ZHW is er vrijwel zeker sprake van emotionele problemen en bij één op de honderd (1%) jongens. Van de jongens heeft 5% een verhoogd risico op gedragsproblemen of er is zeker sprake van gedragsproblemen; bij meisjes is dit 2%. Bij zowel jongens (24%) als meisjes (23%) heeft bijna een kwart een verhoogd risico op hyperactiviteit. Van zowel jongens als meisjes heeft één op de twintig een verhoogd risico op problemen met leeftijdsgenoten. Van de jongens heeft 11% van de jongens een verhoogd risico op pro-sociaal gedrag* of er is vrijwel zeker sprake van pro-sociaal gedrag*, bij meisjes is dit 4% (Figuur 6).
* pro-sociaal gedrag= pro-actief vriendelijk gedrag als indicatie van sociale aanpassing
In de regio ZHW heeft zowel 8% van de jongeren op de havo als op het vwo een verhoogd risico op emotionele problemen of er is bij hen vrijwel zeker sprake van emotionele problemen; voor gedragsproblemen zijn deze percentages voor jongeren op de havo en op het vwo respectievelijk 5% en 3%. Een kwart (25%) van de jongeren op de havo en 20% van de jongeren op het vwo heeft een verhoogd risico op hyperactiviteit of is vrijwel zeker hyperactief. Van de jongeren op de havo heeft 6% een verhoogd risico op problemen met leeftijdsgenoten, bij jongeren op het vwo is dit 4%. Onder zowel jongeren op de havo als op het vwo heeft 7% een verhoogd risico op pro-sociaal gedrag* of er is vrijwel zeker sprake van pro-sociaal gedrag (Figuur 7).
* pro-sociaal gedrag= pro-actief vriendelijk gedrag als indicatie van sociale aanpassing
In de regio ZHW is er onder jongeren van Nederlandse afkomst bij 9% sprake van een verhoogd risico op emotionele problemen of vrijwel zeker sprake van emotionele problemen, bij jongeren van niet-Nederlandse afkomst is dit 6%. Van zowel jongeren van Nederlandse als niet-Nederlandse afkomst heeft 2% een verhoogd risico op gedragsproblemen. Een kwart (25%) van de jongeren van Nederlandse afkomst heeft een risico op hyperactiviteit of is vrijwel zeker hyperactief, bij jongeren van niet-Nederlandse afkomst is dit 19%. Ongeveer één op de twintig jongeren van Nederlandse afkomst (5%) en niet-Nederlandse afkomst (7%) heeft problemen met leeftijdsgenoten. Het percentage jongeren met een verhoogd risico op pro-sociaal gedrag* is gelijk onder jongeren met een Nederlandse en niet-Nederlandse afkomst (4%) (Figuur 8).
* pro-sociaal gedrag= pro-actief vriendelijk gedrag als indicatie van sociale aanpassing